-
SBOH ontvangt zogeheten beschikbaarheidbijdragen voor de opleidingen tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde, arts verstandelijk gehandicapten en verslavingsarts via de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
-
SBOH ontvangt subsidies voor de opleidingen Maatschappij + Gezondheid en de opleiding forensische geneeskunde via het ministerie van VWS.
-
Voor de werkzaamheden die een aios tijdens een opleidingsperiode verricht betaalt de opleidingsinstelling een vergoeding aan SBOH. Deze vergoeding is ter dekking van een deel van de kosten van de opleiding.
SBOH heeft dus geen andere inkomsten dan de genoemde drie onderdelen.
-
Werkgeverslasten. Hieronder vallen de salarislasten van de aios, maar ook bijvoorbeeld de sociale lasten en pensioenpremie die SBOH als werkgever moet afdragen, reiskosten, contributies voor verenigingen en lidmaatschappen, congreskosten, kosten van verzuimbegeleiding en kosten van verzekeringen.
-
Kosten van cursorisch onderwijs. De opleidingsinstituten ontvangen een vergoeding voor het onderwijs dat gegeven wordt en de begeleiding van de aios. Ook de kosten van de werving, selectie en plaatsing vallen hieronder.
-
Kosten van praktijkonderwijs. De opleidingsinstelling ontvangt een vergoeding voor de inzet van de opleider en de kosten die gemaakt worden voor de aios. Daarnaast betaalt de instelling een vergoeding aan SBOH voor de werkzaamheden die een aios verricht.
-
Bureau- en organisatielasten SBOH. Om de rollen van werkgever en financier goed te vervullen, is er een bureauorganisatie noodzakelijk.
Bij de huisartsopleiding wordt een relatief hoge bijdrage betaald aan de huisartsopleiders in de praktijk vanwege het ter beschikking stellen van een aios-kamer, instrumentarium, begeleidingstijd van de opleider etc. Daarom betaalt de NZa relatief veel voor de huisartsopleiding, maar de bij andere opleidingen, is de opleidersvergoeding een stuk lager en is de valuteerbare arbeid (productie) van de aios hoger.
Subsidietarief per fte per jaar (in 2024)
- Huisarts: € 132.000
beschikbaarheidbijdrage NZa - Specialist ouderengeneeskunde: € 110.838
beschikbaarheidbijdrage NZa - Arts verstandelijk gehandicapten: € 117.100
beschikbaarheidbijdrage NZa - Verslavingsarts: € 87.000
beschikbaarheidbijdrage NZa - Profielarts M+G fase 1: € 117.049
subsidie VWS - Arts M+G fase 2: € 137.347
subsidie VWS - Forensisch arts: € 134.627
subsidie VWS
Ongeveer iedere vijf jaar wordt er door de NZa en VWS een kostenonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek wordt teruggekeken naar de in het verleden gemaakte kosten en op basis van deze kosten wordt het nieuwe subsidietarief vastgesteld. Dat betekent dat SBOH eerst de kosten moet kunnen (voor)financieren voordat ze op enig moment in het nieuwe subsidietarief terechtkomen. Pas als ze in het subsidietarief terechtkomen is er structurele dekking voor de te betalen kosten.
Alleen wanneer er een kostenonderzoek is uitgevoerd door de NZa of VWS wordt de hoogte van het subsidietarief opnieuw vastgesteld. De kostenonderzoeken worden ongeveer eens in de vijf jaar uitgevoerd. In de tussenliggende periode worden de subsidietarieven ieder jaar geïndexeerd volgens een vaste afspraak. Deze jaarlijkse indexering bestaat uit twee componenten:
- de Overheidsbijdrage in Arbeidskostenontwikkeling (OVA) voor de personele kosten;
- de CEP-index voor de materiële kosten.
Beide indexcijfers worden door de overheid berekend op basis van gegevens van het Centraal Planbureau.
Voor de subsidies die SBOH ontvangt geldt strikte regelgeving. De subsidies per opleiding moeten worden ingezet voor de kosten van de desbetreffende opleiding. Dit betekent dat er geen subsidie van de ene opleiding gebruikt mag worden voor kosten van een andere opleiding. Dit wordt ieder jaar door de accountant beoordeeld. Een goedkeurende verklaring van de accountant is noodzakelijk om de subsidies te verantwoorden naar de NZa en VWS.